Noorwegen was voor de Duitse oorlogvoering belangrijk vanwege de aanvoerroutes van Zweedse ijzererts en als uitvalsbasis voor de Kriegsmarine. Zowel de Britten als de Duitsers maakten daarom in een vroeg stadium plannen voor een inval.

De Duitse vloot voer op 3 april 1940 naar Noorwegen en op 8 april werden in Noorse wateren door een Britse torpedobootjager mijnen gelegd. Vervolgens landden de Duitsers op 9 april in Oslo, Bergen, Trondheim en Narvik, en vielen zij Denemarken binnen (Operatie Weserübung). Denemarken capituleerde vrijwel onmiddellijk na slechts enkele schermutselingen. Hoewel op 15 april nog een geallieerde tegenaanval plaatsvond bij Narvik, Namsos en Åndalsnes, waren de kaarten geschud na de vernietigende nederlagen in mei, elders op het Europese vasteland. Noorwegen capituleerde op 9 juni 1940. De Britten moesten hun troepen evacueren en Scandinavië in de steek laten.

Het Noorse archipel van Svalbard is niet in Duitse handen gekomen. Na de invasie van Rusland door Duitsland in 1941, zijn 2000 Sovjet-mijnwerkers en familie uit Barentszburggeëvacueerd naar Archangelsk door de Britse "HMS Queen of Canada" en begeleidende oorlogsschepen op 25 augustus 1941. In mei 1942 werden geallieerde Noorse troepen naar Svalbard gestuurd om de eilanden te verdedigen. In september 1942 bombardeerden Duitse oorlogsschepen Longyearbyen en Barentszburg.[2]