De strijd om de Europese hegemonie 1866 – 1918

 Zie ook Geschiedenis van Duitsland

 
Door het Duitse Rijk afgestane gebieden na de Eerste Wereldoorlog.

Na de totstandkoming van het Duitse Keizerrijk in 1871 nam de Duitse macht snel toe, ondersteund door reeds aan de gang zijnde bevolkingsgroei en industriële ontwikkeling. Het nog niet geheel verenigde Duitsland had onder Pruisische leiding al de Tweede Duits-Deense Oorlog (1864) en de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866) gewonnen. De snelle nederlaag van Frankrijk in de Frans-Duitse Oorlogin 1870-71, waarna Duitsland het grootste deel van Elzas en Lotharingen annexeerde, maakte duidelijk dat de machtsverhoudingen in Europa sinds de napoleontische oorlogen grondig gewijzigd waren. Bovendien was er door de Duitse annexatie van Elzas en Lotharingen een ernstig territoriaal geschil ontstaan tussen Duitsland en Frankrijk.

Door een onhandige Duitse buitenlandse politiek onder Wilhelm II ontstonden ook spanningen tussen het Duitse Keizerrijk en het Verenigd Koninkrijk en de Sovjet-Unie. Voor de Britten speelde mee dat Duitsland zich steeds meer ontwikkelde tot een maritieme en industriële rivaal. Voor de Russen was de steen des aanstoots de Duitse steun aan Oostenrijk-Hongarije in de Balkan, waar die ook Slavische volkeren overheerste. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) toonde Duitsland aan dat het militair sterker was dan Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en hun koloniale hulptroepen bij elkaar, omdat in de eerste drie jaar de westelijke mogendheden maar nauwelijks stand konden houden op hun eigen terrein en Duitsland het Russische Keizerrijk versloeg, al was het dan in bondgenootschap met de Oostenrijkers. In februari 1917 viel het Russische tsaristische regime.

Aan het Westfront heerste in april 1917 al ruim twee jaar een bloedige patstelling en vooral het moreel onder de Franse troepen had een dieptepunt bereikt. De oorlogsverklaring van de VS aan Duitsland, uitgelokt door de onbeperkte Duitse duikbotenoorlog, heeft de situatie aan het Westfront gered voor de westelijke geallieerden. Bovendien waren de Duitsers langzamerhand door hun reserves heen. Vooral de geallieerde blokkade van Duitsland had ernstige tekorten aan grondstoffen voor de industrie en voedsel voor de bevolking veroorzaakt. De Duitsers probeerden in maart 1918, toen de Vrede van Brest-Litovsk met het nieuwe Sovjetregime beklonken was, met een lenteoffensief nog één keer aan het Westfront een beslissende doorbraak te forceren, maar tevergeefs. In de herfst van 1918 werd Duitsland alsnog gedwongen een wapenstilstand te tekenen met de Fransen, de Britten en de te hulp geschoten Amerikanen.

Het Duitse keizerlijke regime kwam ten val (evenals het Oostenrijkse), maar uit de Vrede van Versailles (1919) kwam geen stabiele situatie voort. Er werden enorme herstelbetalingen afgedwongen en enkele territoriale concessies: Elzas en Lotharingen (welke bevolkt werden door etnische Duitsers) moesten terug naar Frankrijk; diverse andere gebieden in het oosten werden aan het sinds 1793 weer onafhankelijke Polen afgestaan. Oost-Pruisen raakte hierdoor geïsoleerd van de rest van Duitsland door de 'corridor van Danzig', waar de eerste schoten van de Tweede Wereldoorlog gelost zouden worden. Volgens Frankrijk was het verdrag niet hard genoeg en moest het Rijnland permanent worden bezet en niet voor 15 jaar, zoals in het verdrag uiteindelijk stond. De Franse maarschalk Foch omschreef het Verdrag van Versailles dan ook als 'geen vrede, maar een wapenstilstand van 20 jaar'.